in

Bedeutung

Adv

1. in, inside
2. (postpositional) into

Prep

in (expressing containment)

Adj

in style

Verb

1. (first-person,form-of,indicative,present,singular) inflection of innen:
2. (form-of,indicative,present,second-person,singular) inflection of innen:
3. (form-of,imperative) inflection of innen:

Ausgesprochen als (IPA)

/ɪn/

Etymologie

From Middle Dutch in, from Old Dutch in, from Proto-Germanic *in.

Sätze

Niet met je schoenen in bed !

Nicht mit deinen Schuhen im Bett!

Hij is een getuige in dat proces .

Er ist Zeuge in diesem Prozess.

Wij , de patiënten , zijn in het algemeen heel normale mensen .

Wir, die Patienten, sind im Allgemeinen sehr normale Menschen.

Er was een barst in het scherm van zijn telefoon gekomen .

Auf dem Bildschirm seines Telefons gab es einen Riss.

De regen sloeg op de voorruit in .

Der Regen traf die Windschutzscheibe.

Ze zocht een zaag om de plank in tweeën te zagen .

Sie suchte nach einer Säge, um die Planke in zwei Teile zu schneiden.

Ze hebben mijn naam fout gespeld in de Starbucks.

Sie haben meinen Namen in den Starbucks falsch geschrieben.

In dat licht is dit aanpassingsvoorstel volledig terecht .

Dieser Anpassungsvorschlag ist in diesem Licht vollständig gerechtfertigt.