het

Bedeutung

Article

the (the neuter definite article)

Pron

1. (neuter) it; third-person singular, neuter, subjective
2. (neuter) it; third-person singular, neuter, objective
3. (neuter) it; impersonal

Geschlecht

Kastrieren

Ausgesprochen als (IPA)

/(ɦ)ət/

Etymologie

From Middle Dutch dat, which was contracted to 't in usual speech. This form was later interpreted as being the same as the neuter pronoun het (etymology 2, see below), which was contracted in the same way. This then led to the modern merge with het, which some might see as being unetymological.

Sätze

Ik denk dat wij , het publiek , beter verdienen .

Ich denke, wir, das Publikum, verdienen besser.

Wij , de patiënten , zijn in het algemeen heel normale mensen .

Wir, die Patienten, sind im Allgemeinen sehr normale Menschen.

Zoals altijd is het dus een kwestie van evenwicht .

Wie immer ist es eine Frage des Gleichgewichts.

Met haar duidelijke boodschap kon ze het publiek meteen overtuigen .

Mit ihrer klaren Botschaft konnte sie das Publikum sofort überzeugen.

Het pakket bestaat uit drie onderdelen .

Das Paket besteht aus drei Teilen.

Het agentschap helpt ons allemaal om tot een gemeenschappelijk perspectief te komen .

Die Agentur hilft uns, eine gemeinsame Perspektive zu erreichen.

Het is interessant om te zien wat er weggevallen is .

Es ist interessant zu sehen, was weggefallen ist.

Het voedsel wordt geleverd met een koelwagen .

Das Essen kommt mit einem Kühlschrank.