trekken

Bedeutung

Verb

1. (transitive) to pull, to draw
2. (transitive) to manage, to have the strength for
3. (intransitive) to migrate
4. (intransitive) to draw (to increase in flavour due to being left alone)
5. (Belgium,intransitive) to photograph, take a picture

Noun

plural of trek

Mit Bindestrich als

trek‧ken

Ausgesprochen als (IPA)

/ˈtrɛkə(n)/

Etymologie

From Middle Dutch trecken, from Old Dutch *trecken, from Proto-West Germanic *trakkjan, from Proto-Germanic *trakjaną (“to drag”).

Sätze

Ik ben vorige week gaan trekken in de bergen .

Ich habe letzte Woche angefangen, in den Bergen zu arbeiten.

Aangezien het mij aan tijd ontbreekt , zal ik slechts één conclusie trekken .

Da ich Zeit fehlt, werde ich nur eine Schlussfolgerung ziehen.

Wij moeten de conclusies trekken uit de komst van de euro .

Wir müssen die Schlussfolgerungen aus der Ankunft des Euro ziehen.

Ik verzoek de auteurs van deze voorstellen dan ook hun voorstellen in te trekken .

Ich fordere daher die Autoren dieser Vorschläge auf, ihre Vorschläge zurückzuziehen.

Wij zijn tegen het uit elkaar trekken van groei en werkgelegenheid .

Wir sind dagegen, Wachstum und Beschäftigung herauszuholen.

Een bekende truc om je tand te trekken is door middel van een draadje dat je aan de klink van de deur bevestigd .

Ein bekannter Trick, um Ihren Zahn zu ziehen, ist mit einem Faden, den Sie am Türriegel befestigen.