daar

Bedeutung

Adv

1. there
2. that

Conj

since (preceding a reason why something is like it is)

Ausgesprochen als (IPA)

/daːr/

Etymologie

From Middle Dutch dâer, from Old Dutch thār, from Proto-West Germanic *þār.

Sätze

Daar heb ik niets op tegen .

Ich habe nichts dagegen.

Maar daar gaat het helemaal niet om .

Aber das ist überhaupt nicht der Punkt.

Maar daar blijft het niet bij .

Aber das ist nicht der Fall.

Daar hebben wij zorgen over .

Wir machen uns darüber Sorgen.

Dus daar moeten we ons aan houden .

Also müssen wir uns daran festhalten.

Daar moeten we mee beginnen .

Wir müssen damit beginnen.

Wij zijn daar nu trouwens weer mee bezig .

Wir arbeiten jetzt wieder daran.

Stelt u zich eens voor wat daar gebeurt .

Stellen Sie sich vor, was dort passiert.