zetten

Meaning

Verb

1. (transitive) to set, to put
2. (transitive) to typeset
3. (transitive) to make ready, prepare, brew (mostly of hot drinks)
4. (transitive) to put out (shoewear) overnight, traditionally at the fireplace, now sometimes at the door or radiator, so that Sinterklaas can leave treats or small gifts in it

Noun

plural of zet

Hyphenated as

zet‧ten

Pronounced as (IPA)

/ˈzɛ.tə(n)/

Etymology

From Middle Dutch setten, from Old Dutch setten, from Proto-West Germanic *sattjan, from Proto-Germanic *satjaną, from Proto-Indo-European *sodéyeti. A causative verb to zitten (“to sit”).

Sentences

Die moeten we niet op het spel zetten .

We shouldn't put that on the line.

Het is tijd om woorden om te zetten in daden .

Now is the time to transform words into actions.

Kan je de temperatuur wat hoger zetten ?

Can you raise the temperature a bit?

Een voorbeeld daarvan is de poging om een behoorlijke database op te zetten .

One example is the attempt to create a proper database.

Het doel is deze diversiteit om te zetten in een mogelijkheid voor iedereen .

The aim is to make it possible to turn this diversity into an opportunity for everybody.

Ze gaan het eerst slopen en er dan een nieuwbouw op zetten .

They are going to demolish it first and then build a new building on top of it.

Bovendien zetten ze de deur wijd open voor liberalisering van andere sectoren .

Furthermore, they pave the way for the liberalisation of other sectors.