slay

Betekenis (Engels)

Verb

1. To kill; to murder.
2. To eradicate or stamp out.
3. (informal) To defeat; to overcome (in a competition or contest).
4. (slang) To delight or overwhelm, especially with laughter.
5. To amaze, stun, or otherwise incapacitate by excellence; to excel at something.
6. (slang) To have sex with.

Noun

Something excellent, amazing, or fashionable.

Noun

Alternative form of sley

Concepten

doden

doodmaken

ombrengen

vermoorden

afslachten

slachten

moorden

afmaken

afbreken

afhakken

afhouwen

afkappen

afleggen

aflopen

bedaren

bevangen

de moed ontnemen

delven

deprimeren

doodschieten

doorgaan

fnuiken

fusilleren

gaan door

geruststellen

kalmeren

kappen

kleinmaken

neerdrukken

neerhalen

neerkomen

neerslachtig maken

neervellen

omhakken

omkappen

ontmoedigen

opduikelen

opgraven

overwinnen

putten uit

rooien

slopen

terneerdrukken

uitgraven

uitputten

vellen

vernederen

verootmoedigen

verslaan

verzwakken

winnen

wippen

zegevieren

bijstellen

bijsturen

corrigeren

rechtbuigen

rechtmaken

rechtzetten

rectificeren

verbeteren

liquideren

de grond in boren

Uitgesproken als (IPA)

/sleɪ/

Etymologie (Engels)

From Middle English sleen, slayn, from Old English slēan (“to strike, beat, smite, stamp, forge, sting, slay, kill, impact”), from Proto-West Germanic *slahan, from Proto-Germanic *slahaną (“to fight, strike, kill”), from Proto-Indo-European *slak- (“to hit, strike, throw”).
Cognate with Dutch slaan (“to beat, hit, strike”), Low German slaan (“hit, strike”), German schlagen (“to beat, hit, strike”), Danish, Norwegian and Swedish slå (“to knock, beat, strike”), Icelandic slá (“to strike”). Related to slaughter, onslaught.