gleich

Betekenis

Adj

1. (not-comparable) equal
2. (not-comparable) same; very similar
3. (not-comparable,often,proscribed) same; identical

Adv

1. alike
2. in a moment
3. at once, at a time, simultaneously
4. right; just; directly
5. now; immediately; straight away

Uitgesproken als (IPA)

/ɡlaɪ̯ç/

Etymologie

From Middle High German gelīch, from Old High German gilīh, from Proto-West Germanic *galīk, from Proto-Germanic *galīkaz. Cognate with Dutch gelijk, English alike, Swedish lik, Danish lig.

Zinnen

Wenn wir Glück haben können wir gleich auf unsere Zimmer .

Als we geluk hebben, kunnen we meteen naar onze kamers gaan.

Am liebsten würde Larissa gleich alle auswählen .

Larissa zou iedereen willen kiezen.

Die Debatte mit Herrn Liikanen über dieses Thema wird gleich beginnen .

Het debat met de heer Liikanians over dit onderwerp zal onmiddellijk beginnen.

Die Garderobe befindet sich im Eingangsbereich, gleich neben den Toiletten .

De garderobe bevindt zich in de ingang, direct naast de toiletten.

Haben wir denn Mandela und das Apartheidregime gleich behandelt ?

Hebben we Mandela en het apartheidsregime gelijk behandeld?