find

Betekenis (Engels)

Verb

1. To locate
2. To locate
3. To locate
4. To discover by study or experiment direct to an object or end.
5. To gain, as the object of desire or effort.
6. To attain to; to arrive at; to acquire.
7. To meet with; to receive.
8. To point out.
9. To decide that, to discover that, to form the opinion that.
10. To arrive at, as a conclusion; to determine as true; to establish.
11. To supply; to furnish.
12. To provide for
13. To determine or judge.
14. To successfully pass to or shoot the ball into.
15. To discover game.

Noun

1. Anything that is found (usually valuable), as objects on an archeological site or a person with talent.
2. The act of finding.

Concepten

vinden

treffen

vondst

ontdekken

aantreffen

halen

inslaan

raken

teisteren

behalen

waarnemen

bevinden

bemerken

bereiken

inhalen

reiken tot

ontdekking

afleiden

besluiten

concluderen

gewaar worden

merken

vernemen

onthulling

achten

houwen

klappen

kloppen

meppen

opvallen

slaan

doorkomen

klaarspelen

slagen

slagen voor

een gevolgtrekking maken

gewaarworden

verwerven

van mening zijn dat

bedenksel

uitvinding

uitvindsel

verzinsel

vinding

voorstelling

aangrijpen

beetkrijgen

beetnemen

bemachtigen

confisqueren

grijpen

in beslag nemen

konfiskeren

pakken

vangen

vastgrijpen

vastpakken

vatten

verbeurd verklaren

uitvinden

trehv

van mening zijn

innen

ondervinden

uitspreken

verklaren

vindplaats

vaststelling

tot de ontdekking komen

aanschouwen

beschouwen

detecteren

gadeslaan

aanschaffen

bekomen

kopen

krijgen

luizen

verkrijgen

situeren

deduceren

overdenken

Uitgesproken als (IPA)

/faɪnd/

Etymologie (Engels)

From Middle English finden, from Old English findan, from Proto-West Germanic *finþan, from Proto-Germanic *finþaną (compare West Frisian fine, Low German finden, Dutch vinden, German finden, Danish finde, Norwegian Bokmål finne, Norwegian Nynorsk and Swedish finna), a secondary verb from Proto-Indo-European *pent- (“to go, pass; path bridge”), whence *póntoh₁s (compare English path, Old Irish étain (“I find”), áitt (“place”), Latin pōns (“bridge”), Ancient Greek πόντος (póntos, “sea”), Old Armenian հուն (hun, “ford”), Avestan 𐬞𐬀𐬧𐬙𐬃 (paṇtā̊), Sanskrit पथ (pathá, “path”), Proto-Slavic *pǫtь).

Zinnen

At the same time , they cannot find an exact definition of what a feeling is .

Tegelijkertijd kunnen ze geen exacte definitie vinden van wat een gevoel is.

We couldn't find the high street .

We konden de hoofdstraat niet vinden.

That's why I feel that I deserve a part of what you find .

Daarom heb ik het gevoel dat ik een deel van wat je vindt, verdien.