reach
Betekenis (Engels)
-
- To extend, stretch, or thrust out (for example a limb or object held in the hand).
- To give to someone by stretching out a limb, especially the hand; to give with the hand; to pass to another person; to hand over.
- To stretch out the hand.
- To attain or obtain by stretching forth the hand; to extend some part of the body, or something held, so as to touch, strike, grasp, etc.
- To strike or touch.
- To extend an action, effort, or influence to; to penetrate to; to pierce, or cut.
- To extend to; to stretch out as far as; to touch by virtue of extent.
- To arrive at (a place) by effort of any kind.
- To make contact with.
- To connect with (someone) on an emotional level, making them receptive of (one); to get through to (someone).
- To arrive at a particular destination.
- To continue living until or up to (a certain age).
- (obsolete) To understand; to comprehend.
- To strain after something; to make (sometimes futile or pretentious) efforts.
- To extend in dimension, time etc.; to stretch out continuously (past, beyond, above, from etc. something).
- To sail on the wind, as from one point of tacking to another, or with the wind nearly abeam.
- (slang) To arrive at a particular destination, especially to join someone; to meet up.
Concepten
bereiken
behalen
inhalen
reiken tot
treffen
halen
bereik
inslaan
raken
teisteren
uitsteken
uitstrekken
aankomen
doorkomen
klaarspelen
slagen
slagen voor
afwikkelen
besmeren
doorsmeren
ontrollen
ontvouwen
ophouden
rekken
smeren
spreiden
strekken
uitbouwen
uitbreiden
uitrollen
uitspreiden
verdunnen
vergroten
versnijden
verwateren
verdienen
winnen
draagkracht
omvang
arriveren
belenden
besturen
brengen
geleiden
grenzen aan
leiden
leiden tot
resulteren
uitdraaien op
uitgaan
uitkomen
uitlopen
uitlopen op
uitstappen
uitstijgen
uittreden
voeren
volgen
voortkomen
voortspruiten
voortvloeien
draagwijdte
draagwijdte
misschieten
missen
aanbrengen
aanwerven
buitmaken
verkrijgen
verwerven
werven
doordringen tot
aanreiken
geraken
nemen
overhandigen
pakken
pand
reiken
toereiken
uitgestrektheid
zich uitstrekken
binnenlopen
komen
toekomen
Frequentie
Uitgesproken als (IPA)
/ɹiːt͡ʃ/
Etymologie (Engels)
From Middle English rechen, from Old English rǣċan (“to reach”), from Proto-West Germanic *raikijan, from Proto-Germanic *raikijaną, from the Proto-Indo-European *Hreyǵ- (“to bind, reach”).
Verbeter je uitspraak
Begin met het leren van Engels met learnfeliz .
Oefen het spreken en onthouden van " reach " en vele andere woorden en zinnen in Engels .
Ga naar onze Engels cursuspagina