sich

Betekenis (Engels)

  1. (accusative,dative,form-of,pronoun,reflexive) Reflexive pronoun of the third person singular: herself, himself, itself, oneself (direct or indirect object)
  2. (accusative,dative,form-of,pronoun,reflexive) Reflexive pronoun of the third person plural: themselves (direct or indirect object)

Concepten

zich

gaan

zichzelf

reizen

elkaar

ernaar uitkijken om

uitkijken naar

verheugen zich op

jijzelf

uzelf

uitslapen

heengaan

lopen

op trektocht gaan

rijden

rondreizen

rondtrekken

trekken

varen

er tussenuit knijpen

er tussenuit muizen

er vandoor gaan

weglopen

wegvluchten

bereizen

babbelen

converseren

klappen

kletsen

kwebbelen

lullen

praten

spreken

Frequentie

A1
Uitgesproken als (IPA)
/zɪç/
Etymologie (Engels)

From Middle High German sich, from Old High German sih, from Proto-Germanic *sek. Compare Yiddish זיך (zikh), Dutch zich. This pronoun was originally restricted to the accusative case, while simple personal pronouns were used in the dative. Dative use of sich in Middle High German was restricted to northern dialects of Central German. In Early Modern German, a rare dative sir also occurred, formed by analogy with mir, dir. An obstacle to the generalisation of this form was the use of sich in the plural, where there operated the conflicting analogy with the merged accusative/dative forms uns, euch.

Duits

Begin met het leren van Duits met learnfeliz .

Oefen het spreken en onthouden van " sich " en vele andere woorden en zinnen in Duits .

Ga naar onze Duits cursuspagina

Notes

Sign in to write sticky notes