reden

Betekenis

1. (intransitive,weak) to talk, to speak, to orate
2. (intransitive,weak) to talk, to reveal (something secret)
3. (transitive,weak) to say, to speak

Uitgesproken als (IPA)

/ˈʁeːdən/

Etymologie

From Middle High German reden, from Old High German redōn, rediōn (“to speak”), a derivative of reda, redia (“speech, word, opinion, view, mind”), from Proto-Germanic *raþjǭ, *raþjō (“accountability, speech”). See Rede.

Zinnen

Wir werden darüber im Kontext von Demokratie reden .

We zullen erover praten in de context van democratie.

Ich wische jetzt die Tafel , währenddessen könnt ihr reden .

Ik veeg het bord nu af, je kunt in de tussentijd praten.