maar

Senso

Adv

1. only, just
2. as long as; only
3. just; a modal particle indicating a certain degree of indifference towards the result.

Conj

1. but
2. yet; only
3. but then

Verb

1. (first-person,form-of,indicative,present,singular) inflection of maren:
2. (form-of,indicative,present,second-person,singular) inflection of maren:
3. (form-of,imperative) inflection of maren:

Pronunciato come (IPA)

/maːr/

Etimologia

From Middle Dutch maer, māre, mar, mer, apheretic variant of nemaer, nemāre, from earlier newaer, neware (“except, however, only”), from ne ware (“were not”). Not cognate with English mere.

Frasi

Maar daar blijft het niet bij .

Ma non è così.

Maar in de eerste plaats zou ik dat nooit hebben gedaan .

Ma in primo luogo non l'avrei mai fatto.

Maar we wachten dus nog op een voorstel .

Ma stiamo ancora aspettando una proposta.

Ik zal dit onderzoeken , maar dit is geen persoonlijke zaak .

Indagherò su questo, ma questa non è una questione personale.

Wij zullen wel een oplossing vinden , maar zoals gezegd is dit niet zo gemakkelijk .

Troveremo una soluzione, ma come detto, non è così facile.

De wond genas maar niet .

La ferita è appena guarita.

Het was even schrikken , maar dat is natuurlijk het doel van een spookhuis .

È stato uno shock, ma questo è ovviamente l'obiettivo di una casa infestata.

Bodybuilders hebben soms maar een paar procent vet .

I bodybuilder a volte hanno solo un po 'di grasso per cento.