hebben

Senso

1. (transitive) to have, to possess, own, hold
2. (transitive) to be afflicted with a disease
3. (auxiliary) Used to form the perfect tense of the active voice of most verbs, together with a past participle.
4. (auxiliary) must, to be obliged to, to be to

Con trattino come

heb‧ben

Pronunciato come (IPA)

/ˈɦɛbə(n)/

Etimologia

From Middle Dutch hebben, from Old Dutch hebben, from Proto-West Germanic *habbjan, from Proto-Germanic *habjaną, from Proto-Indo-European *keh₂p- (“to grasp”).

Frasi

Dit wilde ik nog gezegd hebben .

Volevo dire questo.

Daar hebben wij zorgen over .

Siamo preoccupati per questo.

Een grote hekel aan iemand hebben .

Avere un grande odio.

Ik denk dat we iets hebben bereikt , ondanks de moeilijkheden .

Penso che abbiamo raggiunto qualcosa, nonostante le difficoltà.

Wij , de leden van de commissie , hebben het rapport gezien .

Noi, i membri del comitato, abbiamo visto il rapporto.

Wij hebben een richtlijn nodig .

Abbiamo bisogno di una linea guida.

Laat ik het hebben over de marksituatie.

Vorrei parlare della situazione del mercato.

Bodybuilders hebben soms maar een paar procent vet .

I bodybuilder a volte hanno solo un po 'di grasso per cento.