augment

Betekenis (Engels)

Verb

1. (transitive) To increase; to make larger or supplement.
2. (intransitive, reflexive) To grow; to increase; to become greater.
3. To slow the tempo or meter, e.g. for a dramatic or stately passage.
4. To increase an interval, especially the largest interval in a triad, by a half step (chromatic semitone).
5. (transitive) To add an augment to.

Noun

1. A grammatical prefix
2. A grammatical prefix
3. A grammatical prefix
4. An increase.

Concepten

vergroten

uitbreiden

verhogen

toenemen

uitbouwen

groeien

aangroeien

vermeerderen

stijgen

ophouden

doorsmeren

rekken

smeren

spreiden

strekken

afwikkelen

uitspreiden

uitrollen

uitsteken

uitstrekken

besmeren

verdunnen

ontrollen

ontvouwen

versnijden

verwateren

augment

aanvullen

aanwassen

dik worden

gedijen

nasynchroniseren

ophogen

oprekken

uitleggen

verdikken

verdubbelen

vermeerdering

verruimen

verwijden

wassen

🧽

zich verdikken

zwellen

meer gaan betalen

opslag geven

aandikken

Synoniemen

increase

enlarge

expand

grow

raise

aggrandize

magnify

add

amplify

enhance

add to

extend

accrue

multiply

rise

supplement

step up

intensify

heighten

swell

spread

reinforce

mount

wax

widen

attach

boost

spread out

apply

build up

append

adulterate

stretch

broaden

bring up

smear

escalate

spread-eagle

stretch out

reach

elevate

promote

propagate

dilute

improve

dilate

develop

advance

anoint

grease

Vertalingen

augmenter

aumentar

aumentar

vermehren

aumentare

ingrandire

αυξάνω

augmentar

vergrößern

étendre

artırmak

accroître

crescere

redoubler

büyümek

Uitgesproken als (IPA)

/ɔːɡˈmɛnt/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelengels: augmenten

In summary

From Middle English augmenten, from Middle French augmenter, from Old French augmenter, from Late Latin augmentare (“to increase”), from Latin augmentum (“an increase, growth”), from augere (“to increase”).