increase

Betekenis (Engels)

Verb

1. (of a quantity, etc.) To become larger or greater.
2. To make (a quantity, etc.) larger.
3. To multiply by the production of young; to be fertile, fruitful, or prolific.
4. To become more nearly full; to show more of the surface; to wax.

Noun

1. An amount by which a quantity is increased.
2. For a quantity, the act or process of becoming larger
3. Offspring, progeny
4. The creation of one or more new stitches; see Increase (knitting).

Concepten

toename

vergroten

toenemen

groeien

groei

vermeerdering

uitbreiden

aangroeien

vermeerderen

verhogen

ophogen

aanwas

uitbouwen

verheffen

aangroei

stijgen

opdrijven

vergroting

afwikkelen

ontrollen

uitrollen

oplopen

uitbouwing

uitbreiding

uitleggen

besmeren

doorsmeren

ontvouwen

ophouden

rekken

smeren

spreiden

strekken

uitspreiden

uitsteken

uitstrekken

verdunnen

versnijden

verwateren

aandikken

aanwakkeren

sterker worden

stijging

escalatie

expansie

verhoging

doen toenemen

accres

gestalte

ontwikkeling

wasdom

oprekken

verruimen

verwijden

beduiden

doen groeien

duidelijk maken

laten groeien

ontplooien

ontwarren

ontwikkelen

openbaren

verhelderen

verklaren

dik worden

verdikken

zich verdikken

nasynchroniseren

verdubbelen

rijzen

wassen

10.aangroei

opdrijven

rijzen

stijgen

verrijking

opvoeren

augment

escaleren

intensiveren

kroost

versterken

vooruitgaan

uitdijing

uitgestrektheid

verruiming

verheviging

accumulatie

kostentoename

prijsstijging

bijleggen

cumuleren

opeenhopen

opstapelen

aanwassen

vermenigvuldigen

zwellen

herwaarderen

revalueren

Met koppelteken als

in‧crease

Uitgesproken als (IPA)

/ɪnˈkɹiːs/

Etymologie (Engels)

From Middle English encresen, borrowed from Anglo-Norman encreistre, from Latin increscere (“increase”), present active infinitive of increscō, from in (“in, on”) + crescō (“grow”).
The noun is from Middle English encres, from the verb.