conduct

Betekenis (Engels)

Noun

1. The act or method of controlling or directing.
2. Skillful guidance or management.
3. Behaviour; the manner of behaving.
4. Plot.
5. (obsolete) Convoy; escort; person who accompanies another.
6. Something which carries or conveys anything; a channel; an instrument; a conduit.
7. A priest hired to hold services without secure title; now a chaplain.

Verb

1. To lead, or guide; to escort.
2. To lead; to direct; to be in charge of (people or tasks)
3. To behave.
4. To serve as a medium for conveying; to transmit (heat, light, electricity, etc.)
5. To direct, as the leader in the performance of a musical composition.
6. To act as a conductor (as of heat, electricity, etc.); to carry.
7. To carry out (something organized)

Concepten

leiden

geleiden

gedrag

voeren

houding

de weg wijzen

besturen

brengen

rondleiden

wandel

dirigeren

optreden

zich gedragen

sturen

bewerkstelligen

doorvoeren

nakomen

naleven

realiseren

tot stand brengen

uitvoeren

verrichten

vervullen

verwerkelijken

verwezenlijken

voltrekken

belenden

behalen

bereiken

grenzen aan

inhalen

leiden tot

reiken tot

resulteren

uitdraaien op

uitgaan

uitkomen

uitlopen

uitlopen op

uitstappen

uitstijgen

uittreden

volgen

voortkomen

voortspruiten

voortvloeien

bereidingswijze

procédé

werkwijze

inrichten

opruimen

regelen

reglementeren

reguleren

ruimen

schikken

stemmen

terechtbrengen

vereffenen

helpen

begeleiden

handelwijze

leiding

gedragingen

controle

daad

handeling

heldendaad

inspanning

krachtsinspanning

prestatie

wapenfeit

Gedragswijze

air

habitus

manieren

omgangsvormen

doen

organiseren

Uitgesproken als (IPA)

/ˈkɒndʌkt/

Etymologie (Engels)

From Late Latin conductus (“defense, escort”), from Latin conductus, perfect passive participle of condūcō (“bring together”); see also conduce. Doublet of conduit.