bring

Betekenis (Engels)

Verb

1. (ditransitive, transitive) To transport toward somebody/somewhere.
2. (figuratively, transitive) To supply or contribute.
3. (transitive) To occasion or bring about.
4. (transitive) To raise (a lawsuit, charges, etc.) against somebody.
5. To persuade; to induce; to draw; to lead; to guide.
6. To produce in exchange; to sell for; to fetch.
7. To pitch, often referring to a particularly hard thrown fastball.

Intj

The sound of a telephone ringing.

Concepten

brengen

aandragen

bezorgen

meebrengen

meenemen

aanbrengen

medenemen

medebrengen

leiden

geleiden

besturen

halen

vergaderen

voeren

afhalen

uitlopen

uitstappen

uitstijgen

uittreden

vervoeren

volgen

voorleiden

voortkomen

voortspruiten

voortvloeien

leiden tot

uitdraaien op

uitlopen op

aanvoeren

behalen

belenden

bereiken

bijeenbrengen

dragen

grenzen aan

inhalen

reiken tot

resulteren

sturen

toevoeren

uitgaan

uitkomen

Synoniemen

take

carry

fetch

lead

get

convey

bear

🐻

transport

take with

conduct

take along

drive

guide

cause

produce

give

escort

use

deliver

bring in

move

result in

retrieve

bestow

put

take away

impart

bring about

lend

play

institute

wreak

achieve

attain

transfer

contribute

add

work

submit

snatch

raise

pick-up

pick

⛏️

pick up

reach

channel

land

lift

grasp

introduce

Vertalingen

apporter

portare

amener

bringen

traer

llevar

trazer

φέρνω

portar

getirmek

porter

trasportare

mitbringen

dur

Uitgesproken als (IPA)

/ˈbɹɪŋ/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelengels: bryngen

Overgenomen van Oudengels: bringan

Verwant aan Fries: bringe

Verwant aan Nedersaksisch: bringen

Verwant aan Nederlands: brengen

Verwant aan Duits: bringen

Verwant aan Welsh: hebrwng

Verwant aan Tokharian B: pränk-

Verwant aan Lets: brankti

Verwant aan Litouws: branktas

In summary

From Middle English bryngen, from Old English bringan, from Proto-West Germanic *bringan, from Proto-Germanic *bringaną (“to bring”), from Proto-Indo-European *bʰrenk-, possibly based on *bʰer-.
Compare Scots bring, West Frisian bringe, Low German brengen, Dutch brengen, Afrikaans bring, German bringen; also Welsh hebrwng (“to bring, lead”), Tocharian B pränk- (“to take away; restrain oneself, hold back”), Latvian brankti (“lying close”), Lithuanian branktas (“whiffletree”).

Zinnen

But you could bring them there !

Maar je zou ze daar kunnen brengen!

Despite this she would bring back home people who needed help .

Desondanks zou ze mensen terugbrengen die hulp nodig hadden.

Her screams bring her father and their butler , Hobson .