wijken

Meaning

Verb

1. (intransitive) to yield, make way
2. (intransitive) to recede
3. (intransitive) to disappear

Noun

plural of wijk

Concepts

yield

disappear

give way

cede

accommodate

grant

assign

stop

🛑

quit

cease

resign

retrogress

end

🔚

relinquish

conclude

fall back

step back

finish

terminate

flinch

abate

regress

delay

recede

go backward

back up

pull back

push back

push off

put off

quail

recoil

renounce

resist

scarper

set back

shelve

slink

submit

vail

vanish

walk back

waver

waste

abandon

abdicate

adjourn

beat it

decamp

defer

deposition

desert

🏜️

drop

fade

fade away

forfeit

forgo

forsake

give in

give up

go

go around

leave

let oneself go

make off

open up

perish

postpone

procrastinate

Synonyms

toegeven

afstaan

zwichten

het veld ruimen

aflaten

stoppen

🛑

ophouden

uitscheiden

verdwijnen

verzwinden

zwinden

beëindigen

🔚

besluiten

achteruitgaan

achteruitlopen

’m smeren

abdiceren

opgeven

afmaken

aanhouden

afsluiten

terrein verliezen

terugdeinzen

teruggaan

teruglopen

uitmaken

uitstellen

verdagen

afstand doen

verlopen

verschuiven

voleindigen

afstand doen van

abdiqueren

onderdoen

prijsgeven

afleggen

aftreden

heengaan

in de steek laten

laten varen

neerleggen

opzijgaan

sneuvelen

uitvallen

verlaten

wegvallen

zich onderwerpen

Pronounced as (IPA)

/ˈʋɛi̯kə(n)/

Etymology

Inherited from Middle Dutch: wiken

Inherited from Old Dutch: *wīcan

In summary

From Middle Dutch wiken, from Old Dutch *wīcan, from Proto-West Germanic *wīkwan, from Proto-Germanic *wīkwaną.