raken

Meaning

1. (transitive) to touch
2. (transitive) to hit (to not miss)
3. (copulative) to become

Concepts

strike

hit

touch

catch

consider

deem

look at

pertain

watch

⌚

regard

run across

concern

view

see

👀

attain

encounter

involve

run up against

score

find

🔍

get

grow

knock

become

reach

accomplish

affect

achieve

impinge

arrive at

wallop

succeed

stub

smack

manage

beat

capture

arise

make a hit

adjoin

apprehend

be tangent

bore

broach

captivate

clutch

concert

confiscate

discern

fall

grab

grapple

grasp

grip

interest

look

meet

move

nab

notice

overstretch

perceive

pip

scald

seize

sink

snatch

swat

tap

trap

🪤

cash affect concern

hit draw

rouch

strike home

touch feel

abut

Synonyms

treffen

halen

aanraken

aangaan

gelden

betreffen

beroeren

inslaan

teisteren

kijken

toezien

bekijken

toekijken

blikken

schouwen

👀

kijken naar

toucheren

aankomen

terecht komen

slaan

bereiken

reiken tot

behalen

worden

roeren

inhalen

aanboren

aangedaan zijn

doorkomen

houwen

klaarspelen

klappen

👏

kloppen

meppen

opvallen

slagen

slagen voor

voorvallen

merken

ontroeren

waarnemen

overkomen

pakken

geschieden

gebeuren

schieten

doorboren

confisqueren

aan de hand zijn

bespijkeren

botsen

terechtkomen

bemerken

toegaan

bemachtigen

beetnemen

beetkrijgen

aangrijpen

vangen

vastgrijpen

vastpakken

vatten

verbeurd verklaren

in beslag nemen

grijpen

gewaar worden

vernemen

voorkomen

voortgang hebben

konfiskeren

Pronounced as (IPA)

/ˈraːkə(n)/

Etymology

From Middle Dutch rāken, from Old Dutch *racon, from Proto-West Germanic *rakōn.