jullie

Meaning

Pron

1. Second-person plural subject: you
2. Second-person plural object: you

Det

Second-person plural: your

Hyphenated as

jul‧lie

Pronounced as (IPA)

/ˈjʏli/

Etymology

From earlier jelui, from jij (“you”) and lui (“people”).

Sentences

Waar zijn jullie verantwoordelijk voor ?

What are you responsible for?

Jullie draaien dat helemaal om en jullie weten wat jullie doen !

You are turning the thing on its head, and you know what you are doing.

Gaan jullie ieder jaar met de auto op reis ?

Do you travel by car every year?

Is het echt waar dat jullie in China gewoond hebben ?

Is it really true that you lived in China?

Is dat al de tweede keer dat jullie naar Hawaï reizen ?

Is that the second time you've traveled to Hawaii?

Er is veel lichtinval in jullie huis .

There is a lot of light in your house.

Voor jullie zal ik een Griekse salade met feta maken .

For you I will make a Greek salad with feta.