toward

Betekenis (Engels)

Prep

1. In the direction of.
2. In relation to (someone or something).
3. For the purpose of attaining (an aim).
4. Located close to; near (a time or place).

Adj

1. Yielding, pliant; docile; ready or apt to learn; not froward.
2. Approaching, coming near; impending; present, at hand.
3. (obsolete) Promising, likely.
4. (obsolete) Future; to-come.

Concepten

naar

aan

tegen

tot

voor

bij

op

betreffende

binnen

in

met

per

te

ten behoeve van

ten opzichte van

in verband met

op het stuk van

toekomstig

dichtbij

elk

ieder

naast

nabij

samen met

telkens

à

gewillig

bij

op ... af

aangaande

jegens

om

over

van

Ad

leerzaam

dreigend

imminent

nakend

Met koppelteken als

to‧ward

Uitgesproken als (IPA)

/təˈwɔːd/

Etymologie (Engels)

From Middle English toward, from Old English tōweard, from Proto-West Germanic *tōward, equivalent to to + -ward. Cognate with Middle Low German tôwart, Middle Dutch toewaert (Modern Dutch toewaarts), Middle High German zuowart, zūwart (Modern German zuwärts). Compare also Middle English tilward, tillward (“toward”).

Zinnen

The pair argued and were unreasonable toward each other .

Het paar betoogde en was onredelijk tegenover elkaar.