sound
Betekenis (Engels)
-
- Healthy.
- Complete, solid, or secure.
- Having the property of soundness.
- (slang) Good; acceptable; decent.
- Quiet and deep.
- Heavy; laid on with force.
- Founded in law; legal; valid; not defective.
Concepten
geluid
klinken
klank
verstandig
vroed
wijs
toon
kleppen
luiden
overgaan
gaan
gezond
gerucht
slaan
peilen
degelijk
geluid maken
toon voortbrengen
aflopen
beieren
bellen
galmen
schalmen
polsen
flink
solide
weerklinken
aanbellen
schellen
echt
eigenlijk
gegrond
gelijk hebbend
heus
juist
waar
waarachtig
kletteren
klingelen
rinkelen
tingelen
betamelijk
gepast
geschikt
passend
toepasselijk
krachtig
vast
goed
herrie
lawaai
opklinken
gehoor
baai
diep
deugdelijk
ongeschonden
sonderen
stem
geluidseigenschap
spraak
Frequentie
Uitgesproken als (IPA)
/saʊnd/
Etymologie (Engels)
From Middle English sound, sund, isund, ȝesund, from Old English sund, ġesund (“sound, safe, whole, uninjured, healthy, prosperous”), from Proto-West Germanic *sund, from Proto-Germanic *gasundaz, *sundaz (“healthy”), from Proto-Indo-European *sunt-, *swent- (“vigorous, active, healthy”). Cognate with Scots sound, soun (“healthy, sound”), Saterland Frisian suund, gesuund (“healthy”), West Frisian sûn (“healthy”), Dutch gezond (“healthy, sound”), Low German sund, gesund (“healthy”), German gesund (“healthy, sound”), Danish sund (“healthy”), Swedish sund (“sound, healthy”). Related also to Dutch gezwind (“fast, quick”), German geschwind (“fast, quick”), Old English swīþ (“strong, mighty, powerful, active, severe, violent”). See swith.
Cognate met Nederlands
gezond
Cognate met Duits
gesund
Cognate met Nederlands
gezwind
Cognate met Duits
geschwind
Cognate met Nederlands
zond
Verbeter je uitspraak
Begin met het leren van Engels met learnfeliz .
Oefen het spreken en onthouden van " sound " en vele andere woorden en zinnen in Engels .
Ga naar onze Engels cursuspagina