echt

(Engels)

Adj

authentic, true, genuine, real

Adv

really

Noun

the institution or bond of marriage; matrimony

Tegenovergesteld aan

onecht, nep, vals

Uitgesproken als (IPA)

/ɛxt/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelnederlands: echt

Overgenomen van Old Dutch: *ēhaft

In summary

From Middle Dutch echt, from Old Dutch *ēhaft, from Proto-West Germanic *aiwahaft.

Synoniemen

werkelijk

waar

waarachtig

waarlijk

authentiek

inderdaad

huwelijk

💍

echte

echtverbintenis

eigenlijk

origineel

naar waarheid

heus

huwelijkse staat

wezenlijk

absoluut

daadwerkelijk

juist

onvervalst

oprecht

reëel

uiterst

zuiver

legitiem

gegrond

onvermengd

beslist

onvoorwaardelijk

oorspronkelijk

zeker

essentieel

puur

rechtmatig

zelf

typisch

ontegenzeglijk

volstrekt

degelijk

🔉

bruiloft

bijzonder

ware

betrouwbaar

wettelijk

gewettigd

geschikt

gelijk hebbend

in hoge mate

wettig

legaal

Zinnen

Ik hoop echt dat dat het geval zal zijn .

I sincerely hope that it will.

Ik zou dat echt op prijs stellen .

I really do ask that of you.

Is dat echt de kortste route ?

Is that really the shortest route?

Winter is niet echt een geschikt seizoen om te zeilen .

Winter is not really a suitable season for sailing.

Ik denk dat we met ieders medewerking dit doel echt kunnen bereiken .

I believe that we certainly can attain this goal thanks to everyone's cooperation.

Er wordt echt met ongelooflijk veel geweld tegen de bevolking opgetreden .

The repression is extremely violent.