wise

Betekenis (Engels)

Adj

1. Showing good judgement or the benefit of experience.
2. (colloquial, ironic, sarcastic) Disrespectful.
3. (colloquial) Aware, informed (to something).

Verb

1. To become wise.
2. (ergative, slang) Usually with "up", to inform or learn.

Noun

Way, manner, or method.

Verb

1. (dialectal) To instruct.
2. (dialectal) To advise; induce.
3. (dialectal) To show the way, guide.
4. (dialectal) To direct the course of, pilot.
5. (dialectal) To cause to turn.

Concepten

wijs

verstandig

vroed

goed

👍

passend

toepasselijk

betamelijk

wijs

gepast

geschikt

Tegenovergesteld aan

improvident

Synoniemen

intelligent

prudent

clever

learned

sagacious

sensible

sage

smart

judicious

shrewd

reasonable

knowing

farsighted

sound

🔉

skillful

experienced

profound

bright

expert

skilled

skilful

sassy

saucy

brilliant

manner

overbold

astute

sapient

wise to

impudent

impertinent

heady

deep

good

👍

fresh

thoughtful

courageous

considerate

serious

able

sharp

philosophical

perspicacious

mode

discreet

knowledgeable

informed

dextrous

dexterous

grave

🪦

Vertalingen

sage

weise

saggio

sabio

klug

sábio

sensato

sapiens

raisonnable

σοφός

juicioso

φρόνιμος

akıllı

verständig

Uitgesproken als (IPA)

/waɪz/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelengels: wis

Overgenomen van Oudengels: wīs

Verwant aan Nederlands: wijs

Verwant aan Duits: weise

Verwant aan Noors: -

Verwant aan Zweeds: vis

Overgenomen van Middelengels: wise

Overgenomen van Oudengels: wīse

Verwant aan Nederlands: wijze

Verwant aan Duits: Weise

Verwant aan Noors: vis

Verwant aan Zweeds: visa

Verwant aan Italiaans: guisa

Verwant aan Spaans: guisa

Overgenomen van Middelengels: wisen

Overgenomen van Oudengels: wisian

Verwant aan Nederlands: wijzen

Verwant aan Duits: weisen

Verwant aan Deens: -

Verwant aan Noors - Bokmål: vise

Verwant aan Noors - Nynorsk: visa

In summary

From Middle English wis, wys, from Old English wīs (“wise”), from Proto-Germanic *wīsaz (“wise”), from Proto-Indo-European *weydstos, *weydtos, a participle form of *weyd-.
Cognate with Dutch wijs, German weise, Norwegian vis and Swedish vis. Compare wit.

Zinnen

Were you wise to come here and interfere ?

Was je verstandig om hierheen te komen en interfereren?

No wise man ever wishes to be younger .

Geen wijze man wil ooit jonger zijn.

Wisdom is the wealth of the wise .

Wijsheid is de rijkdom van de wijze.

Taking the ferry was a wise choice .

De veerboot nemen was een verstandige keuze.

You can be sure that they aren't when someone tells you they are wise .

Je kunt er zeker van zijn dat ze dat niet zijn wanneer iemand je vertelt dat ze wijs zijn.