ganz

Betekenis (Engels)

Adj

1. (not-comparable) entire, whole, complete
2. (informal, not-comparable) all (with definite article or determiner)
3. (colloquial, not-comparable) whole, intact
4. (not-comparable) true; real
5. (not-comparable) integer (of a number)

Adv

1. quite, rather
2. very
3. wholly, entirely, all

Concepten

heel

geheel

volledig

totaal

helemaal

compleet

volkomen

finaal

vol

gans

🪿

volslagen

erg

al

gehele

ten volle

totale

totaliter

voluit

algeheel

alles

kortom

zeer

allerhande

allemaal

bijzonder

bijster

alle

alles wel beschouwd

allesomvattend

Synoniemen

gänzlich

total

vollständig

völlig

gar

gesamt

alle

komplett

vollkommen

all

voll

sehr

ziemlich

alles

restlos

jeder

recht

unversehrt

heil

Ganze

äußerst

durchaus

relativ

ganz und gar

vollumfänglich

belegt

allgemein

jedweder

besetzt

jeglicher

von A bis Z

einigermaßen

halbwegs

rundum

die Gesamtheit

hinlänglich

vergleichsweise

vollends

überhaupt

unbeschädigt

gerade

sämtlich

genau

sämtliche

ganzzahlig

höchst

jede

nackt

wirklich

Ganzes

Vertalingen

whole

all

entero

intero

entire

tout

todo

entier

quite

completely

complètement

tutto

completamente

entirely

bütün

Dialecten

Zürich

ganz

Appenzell Innerrhoden

ganz

Aargau

ganz

Fribourg

gònz

Basel-Landschaft

ganz

Bern

ganz

Fribourg

ganz

Gegevens verstrekt door: Deutsch-Schweizerdeutsches Wörterbuch

Uitgesproken als (IPA)

/ɡants/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelhoogduits: ganz

Overgenomen van Oudhoogduits: ganz

In summary

From Middle High German ganz, from Old High German ganz (“whole, sound, healthy, complete, fullstanding”), from Proto-West Germanic *gant (“whole, sound”).

Zinnen

Hast du das ganz alleine gemacht ?

Heb je dat helemaal alleen gedaan?

In dieser Zeit wurde er von Vereinen aus ganz Europa ins Visier genommen .

Gedurende deze tijd was hij het doelwit van clubs uit heel Europa.

Das Problem kann ganz vermieden werden .

Het probleem kan volledig worden vermeden.