niet

Bedeutung

Adv

not, no: used to express negation.

Noun

staple

Verb

1. (first-person,form-of,indicative,present,second-person,singular,third-person) inflection of nieten:
2. (form-of,imperative) inflection of nieten:

Ausgesprochen als (IPA)

/nit/

Etymologie

From Middle Dutch niwet, niet, from Old Dutch *niowiht, niewiht, from nio (“never”) + wiht (“thing, creature”). The former in turn derives from Proto-Germanic *ne (“not”) + *aiw- (“ever”) + *wihtą (“thing”).
It was originally a pronoun meaning "not a thing", and was later used to reinforce a regular negation. The pronomial meaning was lost in Middle Dutch. English not, and its older forms naught and nought, were formed in the same way, but "not" also lost its sense as a pronoun and became a negation adverb as in Dutch.

Sätze

Ik geloof niet dat dit iets zal veranderen .

Ich glaube nicht, dass dies etwas verändern wird.

Die moeten we niet op het spel zetten .

Wir sollten das nicht auf dem Spiel setzen.

Het gaat niet alleen om dit verslag .

Es geht nicht nur um diesen Bericht.

Toch lijkt de ziekte voor veel mensen niet te bestaan .

Für viele Menschen scheint die Krankheit jedoch nicht zu existieren.

Je blijft hier toch niet staan in de kou ?

Du stehst nicht hier in der Kälte, oder?

Overigens kan ik niet iedereen zoveel voordeel geven .

Übrigens kann ich nicht jedem so viel Nutzen bringen.

Winter is niet echt een geschikt seizoen om te zeilen .

Der Winter ist nicht wirklich eine geeignete Saison zum Segeln.

Deze elementen kunnen niet zonder elkaar functioneren .

Diese Elemente können nicht ohne einander funktionieren.