wachten

Meaning

Verb

to wait

Noun

plural of wacht

Hyphenated as

wach‧ten

Pronounced as (IPA)

/ˈʋɑxtə(n)/

Etymology

From Middle Dutch wachten, from Old Dutch *wahton, from Proto-West Germanic *wahtwēn. Equivalent to wacht (“watch, vigil”) + -en.

Sentences

Waar staan we eigenlijk nog op te wachten ?

What are we actually waiting for?

Maar we wachten dus nog op een voorstel .

But we are still waiting for a proposal.

Er wachten ons echter nog zeer belangrijke klussen , en die moeten gebeuren .

However, there are very important things to be done, and we need to do them.

Ze moest minstens twee dagen wachten op de resultaten van haar ruggenmergpunctie.

She had to wait at least two days for the results of her spinal tap.

Veel van onze collega's wachten om naar beneden , naar de vergaderzaal , te kunnen gaan .

Very many of our colleagues are waiting to make their way down to the Chamber.