schmal

Betekenis (Engels)

1. narrow, slender (not wide, comparatively long), small
2. (figuratively) meagre, scarce

Concepten

nauw

smal

eng

krap

bekrompen

schaars

karig

schraal

schriel

kostbaar

zeldzaam

ongemeen

mager

spichtig

slank

sprietig

Synoniemen

eng

dünn

dürftig

schlank

karg

klein

knapp

kärglich

begrenzt

hager

Bedrängnis

beschränkt

mager

Not

rar

selten

spitz

klapperdürr

schmales Handtuch

dürr

schmächtig

schwach

spillerig

spindeldürr

steil

zierlich

magersüchtig

nichts auf den Rippen haben

Haut und Knochen

fein

knochig

leicht

leptosom

Meerenge

Vertalingen

narrow

estrecho

stretto

étroit

angosto

estreito

estret

thin

angusto

angustus

στενός

dar

magro

tight

Uitgesproken als (IPA)

/ʃmaːl/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelhoogduits: smal

Overgenomen van Oudhoogduits: smal

Verwant aan Nederlands: smal

Verwant aan Engels: small

In summary

From Middle High German smal, from Old High German smal, from Proto-Germanic *smalaz. Cognate with Dutch smal, Low German small, English small.