gut

Betekenis (Engels)

Adj

1. good (acting in the interest of what is beneficial, ethical, or moral)
2. good (effective; useful)
3. good (fortunate)
4. good (having a particularly pleasant taste)
5. all right, fair, proper (satisfactory)
6. good (full; entire; at least as much as)

Adv

1. well (accurately, competently, satisfactorily)
2. a little more than (with measurements)
3. easily, likely

Intj

okay, all right, now then

Concepten

goed

👍

okee

net

fraai

schoon

mooi

knap

prachtig

goede

lekker

nu goed

okay

prima

vakbekwaam

vakkundig

wel

welnu

zeer

oké

geroutineerd

oordeelkundig

vrij goed

groen licht

bedreven

fein

best

capabel

competent

dank u

deskundig

geschoold

goedkeuring

in orde

Tegenovergesteld aan

knapp

Synoniemen

gütig

wohl

schön

fein

in Ordnung

angenehm

richtig

artig

gesund

⚕️

hübsch

geschickt

lecker

okay

🆗

ordentlich

lieb

günstig

reichlich

Güte

nützlich

gutherzig

nett

vorteilhaft

genügend

fruchtbar

gedeihlich

O. K.

erhebend

ersprießlich

o. k.

urbar

erfreulich

OK

positiv

gutmütig

wohltuend

recht

mehr als

einverstanden

sympathisch

trefflich

schmackhaft

glücklich

😀

ausgezeichnet

sehr

über

gewiss

gern

von guter Qualität

freundschaftlich

Brunnen

Vertalingen

good

👍

bon

👍

bueno

👍

buono

👍

bom

👍

bien

well

bien

👍

iyi

👍

bene

bonus

👍

fine

bo

👍

Dialecten

Zürich

guet

Appenzell Innerrhoden

guet

Appenzell Ausserrhoden

guet

Fribourg

guet

Graubünden

guat

Luzern

guet

Basel-Landschaft

guet

Bern

guet

Aargau

guet

Gegevens verstrekt door: Deutsch-Schweizerdeutsches Wörterbuch

Uitgesproken als (IPA)

/ɡuːt/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelhoogduits: guot

Overgenomen van Oudhoogduits: guot

Verwant aan Luxemburgs: gutt

Verwant aan Silezisch Duits: gutt

Verwant aan Nederlands: goed

Verwant aan Fries: goed

Verwant aan Saterfries: goud

Verwant aan Engels: good

Verwant aan Deens: god

Verwant aan Noors: god

Verwant aan Zweeds: god

In summary

Inherited from Middle High German guot, from Old High German guot, from Proto-West Germanic *gōd, from Proto-Germanic *gōdaz, from Proto-Indo-European *gʰedʰ- (“to unite, be associated, suit”).
Cognates
Cognate to Luxembourgish gutt, Silesian East Central German gutt, Dutch goed, West Frisian goed, Saterland Frisian goud, English good, Danish god, Norwegian god and Swedish god.

Zinnen

Das ist sehr gut !

Dit is erg goed!

Wir suchen noch jemanden , der gut singen kann .

We zijn nog steeds op zoek naar iemand die goed kan zingen.

Ich finde , du hast gut gekocht .

Ik denk dat je goed hebt gekookt.

Das könnte gut sein , weil wir selbstverständlich Steuern brauchen .

Dat kan goed zijn omdat we natuurlijk belastingen nodig hebben.

Ist der Plan auch wirklich gut durchdacht ?

Is het plan echt goed doordacht?

Gibt es irgendwelche Programme , die nicht gut funktionieren ?

Zijn er programma's die niet goed werken?