wippen

Meaning

Verb

1. to play with a seesaw
2. to overthrow, flip over
3. to dandle, teeter
4. to hop
5. (informal) to have sexual intercourse

Noun

plural of wip

Concepts

overthrow

have sex

fuck

👉👌

screw

leap

seesaw

poise

calm

chop

cover

cut off

dandle

defeat

demolish

depress

dig up

discourage

dishearten

down

drop

enervate

enfeeble

excavate

exhaust

go through

grub

hack

humiliate

kill

🔪🩸👤

kiss

😗

liquidate

make love

mortify

overcome

pass through

pull down

quiet

quiten

root

shag

shoot

shoot dead

slaughter

slay

soothe

still

surmount

tackle

take down

teeter

tranquilize

use up

vanquish

waggle

weaken

whip

whisk

abase

win over

appease

assuage

balance

beat

breakdown

butcher

Synonyms

neuken

👉👌

naaien

vozen

copuleren

balanceren

schommelen

hobbelen

wiegelen

wiegen

🪨

gaan door

uitgraven

geruststellen

vellen

ombrengen

🔪🩸👤

kalmeren

kappen

kleinmaken

rooien

doodmaken

opduikelen

winnen

zegevieren

😤

doorgaan

overwinnen

neerkomen

delven

putten uit

aflopen

afleggen

neervellen

opgraven

bedaren

bevangen

springen

afbreken

rampetampen

afhakken

afhouwen

afkappen

afslachten

deprimeren

doden

🔪🩸👤

doodschieten

fnuiken

fusilleren

kussen

😗

neerdrukken

neerhalen

neerslachtig maken

omhakken

ontmoedigen

poepen

slachten

slopen

terneerdrukken

uitputten

vernederen

verootmoedigen

verslaan

verzwakken

zoenen

😗

de moed ontnemen

omkappen

diepzeeduiken

ketsen

seks hebben

batsen

🪨

palen

huppen

Etymology

Derived from Middle Dutch wyppen (first attested in 1477), from Middle High German wipfen (“to jump”), from Proto-Germanic *wipjan- (“to move up and down”), probably related to *waibijaną (“to move around”).