steeds

Meaning

1. always, continually, all the time, every time, each time
2. increasingly, more and more, ever (+ comparative)

Pronounced as (IPA)

[steːts]

Etymology

From Middle Dutch stedes, steeds, an adverbial genitive of stede (“steadfast, durable”), with umlaut from the more common stade, from Old Dutch *stādi, from Proto-Germanic *stēdi-.
Cognate with German stets.

Sentences

Dat is nog steeds zo en dat blijft zo .

On the contrary.

Hij was al dertig , maar schreef nog steeds iedere dag in zijn dagboek .

He was already thirty, but still wrote in his diary every day.

De druk zal steeds verder oplopen .

The pressures are going to become greater.

Ik vind dat wij een verstandig beleid hebben gevoerd en nog steeds voeren .

I think that we have conducted and we are continuing to conduct a wise policy.

Een kompas duidt steeds het noorden aan .

A compass always indicates the north.

De behandeling was pijnlijk maar de tatoeage werd steeds verder uitgewist.

The treatment was painful but the tattoo was increasingly erased.

Ze komt steeds welgemanierd over .

She always comes across as well-mannered.

Gelukkig wordt ons werk steeds concreter, wij nemen nu ook echte maatregelen .

Fortunately, our work is becoming increasingly more specific; we are now also taking real measures.