het

Meaning

Article

the (the neuter definite article)

Pron

1. (neuter) it; third-person singular, neuter, subjective
2. (neuter) it; third-person singular, neuter, objective
3. (neuter) it; impersonal

Gender

Neuter

Pronounced as (IPA)

/(ɦ)ət/

Etymology

From Middle Dutch dat, which was contracted to 't in usual speech. This form was later interpreted as being the same as the neuter pronoun het (etymology 2, see below), which was contracted in the same way. This then led to the modern merge with het, which some might see as being unetymological.

Sentences

Ik denk dat wij , het publiek , beter verdienen .

I think we, the public, deserve a bit better.

Het was een dag met veel emoties .

It was a day full of emotions.

Zoals altijd is het dus een kwestie van evenwicht .

So, as always, it is a question of balance.

Met haar duidelijke boodschap kon ze het publiek meteen overtuigen .

With her clear message, she was able to convince the audience immediately.

Er is veel tijd in de voorbereiding van het jubileum gekropen .

A lot of time has gone into preparing for the anniversary.

Het voedsel wordt geleverd met een koelwagen .

The food comes with a refrigerated truck.

Vanzelfsprekend hebben wij het handelsbeleid nodig .

Obviously, we need trade policy.

Veiligheid is het allerbelangrijkste in de luchtvaart .

I would point out that safety is the priority in air transport.