bijtend

Meaning

Verb

present participle of bijten

Adj

1. caustic, corrosive
2. biting, caustic, sarcastic

Concepts

sharp

lurid

acrid

poignant

acute

acrimonious

keen

waspish

mordacious

nasty

racy

caustic

corrosive

astringent

acerbic

abrasive

shrill

stinging

pointed

bitter

trenchant

acidulous

lively

prominent

pungently

remarkable

salient

sharp-toned

snappy

sour

spicy

spiked

sprightly

sprited

spry

stingingly

strident

subtle

tard

tart

thin

top

🔝

vigorous

vivacious

witty

snarky

acid

acidly

active

adroit

alert

biting

bitingly

brilliant

brisk

burning

delicate

exemplary

fantastic

fine

harsh

light

notable

noteworthy

noticeable

outstanding

peak

perky

Synonyms

scherp

doordringend

guur

schel

schril

fel

snerpend

hatelijk

corrosief

spits

bitter

sarcastisch

vlijmend

puntig

snijdend

snerend

merkwaardig

oneerbiedig

op de voorgrond tredend

opgewekt

opmerkelijk

pikant

🥵

prikkelend

prominent

rap

snedig

snibbig

spitsvondig

stekend

streng

subtiel

tierig

uitstekend

venijnig

vief

vooruitstekend

vooruitstrevend

wakker

zuur

causticus

vlijmscherp

stekelig

acuut

bijtgraag

ad rem

agressief

bits

brandend

druk

fijn

geestig

gekuist

gevat

grievend

helder

kras

kruidig

kwiek

levendig

Hyphenated as

bij‧tend

Pronounced as (IPA)

/ˈbɛi̯.tənt/

Sentences

Het bijtend product had de parket permanent beschadigd .

The corrosive product had permanently damaged the parquet.