stoppen

Betekenis (Engels)

Verb

1. (intransitive) to stop, to halt
2. (transitive) to plug
3. (transitive) to stuff, to put, to insert
4. (transitive) to darn

Noun

plural of stop

Synoniemen

ophouden

beëindigen

🔚

stilleggen

afsluiten

afmaken

eindigen

🔚

afbreken

halthouden

aanhouden

steken

uitscheiden

verstoppen

dichtmaken

besluiten

stilstaan

volstoppen

plaatsen

toestoppen

leggen

stellen

staken

dichten

opheffen

stopzetten

stelpen

zetten

aflaten

verstellen

blijven staan

wijken

opbreken

einde

doen

dempen

volmaken

afslaan

volschenken

vullen

boeten

uitvoeren

voleindigen

stuiten

🛑

onderbreken

aborteren

flikken

uitmaken

lappen

oplappen

invullen

spekken

Vertalingen

stop

🛑

arrêter

aufhören

🛑

beenden

cesser

stoppen

🛑

finish

anhalten

🛑

cease

cessare

🛑

Uitgesproken als (IPA)

/ˈstɔpə(n)/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelnederlands: stoppen

Overgenomen van Old Dutch: *stoppon

In summary

From Middle Dutch stoppen, from Old Dutch *stoppon, from Proto-West Germanic *stoppōn. Doublet of stofferen.

Zinnen

Zelfs een servet in je zak stoppen is stelen .

Even putting a napkin in your pocket is stealing.

Kunnen we hier even stoppen voor een kort toiletbezoek?

Can we stop here for a short visit to the toilet?

De milieubeweging moet haar eisen over het stoppen van de visvangst intrekken .

The environmental movement should get around to withdrawing its demands for an end to fishing.