mij

(Engels)

me; first-person singular objective personal pronoun

ik

I; first-person singular subjective personal pronoun

Lees verder

Uitgesproken als (IPA)

/mɛi̯/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelnederlands: mi

Overgenomen van Old Dutch: mī

In summary

From Middle Dutch mi, from Old Dutch mī, from Proto-Germanic *miz.

Synoniemen

me

ik

jullie

zich

je

ons

🇺🇸

u

aan mij

ego

zelf

Zinnen

Hier voel ik mij thuis .

This is where I feel at home.

Kunt u mij alstublieft antwoord geven ?

Could you give me an answer, please?

Dat gaat mij eerlijk gezegd een klein beetje te snel .

That is, in all honesty, a little too fast for my liking.

Voor mij een whisky met ijs .

For me, a whiskey with ice.

Mij werd gevraagd wat deze landen zouden verliezen .

In this case, I was asked what they stood to lose.

De frisse lucht doet mij deugd .

The fresh air pleases me.