dood

Betekenis (Engels)

Adj

dead

Adv

a lot

Noun

death

Verb

1. (first-person,form-of,indicative,present,singular) inflection of doden:
2. (form-of,indicative,present,second-person,singular) inflection of doden:
3. (form-of,imperative) inflection of doden:

Concepten

dood

overlijden

sterfgeval

overleden

verscheiden

gestorven

levenloos

dode

heengaan

ondergang

verderf

ontzield

versterf

futloos

onbezield

gecrepeerd

vermoord

sterven

doods

levensloos

slapend

uitgedoofd

afgestorven

ter ziele

aflijvig

doodgegaan

heengegaan

wijlen

Uitgesproken als (IPA)

/doːt/

Etymologie (Engels)

From Middle Dutch dôot, doet, from Old Dutch dōt, from Proto-West Germanic *daud, from Proto-Germanic *daudaz. Compare West Frisian dead, German tot, English dead, Danish død.

Zinnen

De dood van burgers tegen zo laag mogelijke kosten .

Death of civilians at the lowest possible cost.