prepare

Betekenis (Engels)

Verb

1. To make ready for a specific future purpose; to set up; to assemble or equip.
2. To make ready for eating or drinking; to cook.
3. To make oneself ready; to get ready, make preparation.
4. To produce or make by combining elements; to synthesize, compound.

Noun

preparation

Concepten

voorbereiden

bereiden

klaarmaken

toebereiden

verzetten

voltooien

aanmaken

prepareren

voorbereid

koken

conditioneren

gereedmaken

opleiden

Uitgesproken als (IPA)

/pɹɪˈpɛə/

Etymologie (Engels)

Partially a back-formation from preparation; and partially borrowed from Middle French preparer, from Classical Latin praeparāre (“make ready in advance”), from prae- (“pre-”) + parāre (“make ready”). Compare Middle English preparaten (“to prepare”).

Zinnen

Why else would he tell his main rival to prepare for a run ?

Waarom zou hij anders zijn belangrijkste rivaal vertellen om zich voor te bereiden op een run?