drive
Betekenis (Engels)
-
- To operate a vehicle
- To operate a vehicle
- To operate a vehicle
- (slang) To operate a vehicle
- To operate a vehicle
- To compel to move
- To compel to move
- To cause to move by the application of physical force
- To cause to move by the application of physical force
- To cause to move by the application of physical force
- To cause to move by the application of physical force
- To displace either physically or non-physically, through the application of force.
- To compel to undergo a non-physical change
- To compel to undergo a non-physical change
- To compel to undergo a non-physical change
- To compel to undergo a non-physical change
- To compel to undergo a non-physical change
- To compel to undergo a non-physical change
- To move forcefully.
- To be moved or propelled forcefully (especially of a ship).
- To carry or to keep in motion; to conduct; to prosecute.
- To clear, by forcing away what is contained.
- To dig horizontally; to cut a horizontal gallery or tunnel.
- To put together a drive (n.): to string together offensive plays and advance the ball down the field.
- (obsolete) To distrain for rent.
- To be the dominant party in a sex act.
Concepten
drijven
rijden
voortdrijven
aandrijven
opjagen
besturen
leiden
gaan
lopen
geleiden
sturen
oprijlaan
aanduwen
douwen
dringen
duwen
stoten
oprit
gesteld zijn
het maken
karren
van stapel lopen
varen
verlopen
zich begeven
brengen
voeren
campagne
de weg wijzen
rondleiden
aandrang
aandrift
aansporing
drang
impuls
instigatie
opwelling
stuwing
vervoeren
chaufferen
aandrijving
mennen
rit
autorijden
belenden
behalen
bereiken
grenzen aan
inhalen
leiden tot
reiken tot
resulteren
uitdraaien op
uitgaan
uitkomen
uitlopen
uitlopen op
uitstappen
uitstijgen
uittreden
volgen
voortkomen
voortspruiten
voortvloeien
actie
platteland
veldtocht
achtervolgen
najagen
narennen
vervolgen
inrichten
opruimen
regelen
reglementeren
reguleren
ruimen
schikken
stemmen
terechtbrengen
vereffenen
station
boren
energie
stoot
toerental
stuwen
maken
samendrijven
indrijven
motiveren
pendelen
levendigheid
opgewektheid
vaart
zin
bedotten
rollen
wentelen
drijfjacht
inblazen
initiatief
inrij
op rij
rijtoer
doen toekomen
doorgeven
opsturen
heengaan
begaan
opgaan
beëindigen
eindigen
onderbreken
opheffen
ophouden
stilleggen
stoppen
Frequentie
Uitgesproken als (IPA)
/dɹaɪv/
Etymologie (Engels)
From Middle English driven, from Old English drīfan (“to drive, force, move”), from Proto-West Germanic *drīban, from Proto-Germanic *drībaną (“to drive”), from Proto-Indo-European *dʰreybʰ- (“to drive, push”). Cognates Cognate with Scots drive (“to drive”), North Frisian driwe (“to drive”), Saterland Frisian drieuwe (“to drive”), West Frisian driuwe (“to chase, drive, impel”), Dutch drijven (“to drive”), Low German drieven (“to drive, drift, push”), German treiben (“to drive, push, propel”), Norwegian Bokmål drive, Danish drive (“to drive, run, force”), Norwegian Nynorsk driva, Swedish driva (“to drive, power, drift, push, force”), Icelandic drífa (“to drive, hurry, rush”).
Verbeter je uitspraak
Begin met het leren van Engels met learnfeliz .
Oefen het spreken en onthouden van " drive " en vele andere woorden en zinnen in Engels .
Ga naar onze Engels cursuspagina
Notes
Sign in to write sticky notes
Zinnen