administer

Betekenis (Engels)

1. To apportion out, distribute.
2. To manage or supervise the conduct, performance or execution of; to govern or regulate the parameters for the conduct, performance or execution of; to work in an administrative capacity.
3. To minister (to).
4. To settle, as the estate of one who dies without a will, or whose will fails of an executor.
5. To give, as an oath.
6. To give (a drug, to a patient), be it orally or by any other means.
7. To cause (a patient, human or animal) to ingest (a drug), either by openly offering or through deceit.

Concepten

beheren

toedienen

administreren

besturen

opbrengen

toebrengen

toepassen

aandoen

aangeven

geven

toekennen

verlenen

distribueren

rondbrengen

ronddelen

rondgeven

uitdelen

uitreiken

verdelen

bevoorraden

provianderen

spekken

stijven

voorzien van

aanwenden

doorvoeren

in toepassing brengen

uitvoeren

verdrijven

aanbotsen

aandraaien

aanreiken

aansteken

doneren

doorbrengen

geduwd worden

inschakelen

schakelen

schenken

uitgaan

uitkomen

uitlopen

uitstappen

uitstijgen

uittreden

zich stoten

aanbrengen

aantrekken

aanzetten

benutten

doen

gebruiken

leggen

opleggen

plaatsen

steken

stellen

stoppen

voordoen

zetten

ontslaan

uitzonderen

vrijstellen

beoefenen

betrachten

in de praktijk brengen

uitoefenen

ingeven

leiden

Uitgesproken als (IPA)

/ədˈmɪn.ɪ.stə/

Etymologie (Engels)

From Middle English administren, from Old French aminister, from Latin administrare (“to manage, execute”), from ad (“to”) + ministrare (“to attend, serve”), from minister (“servant”); see minister.