schließen

Betekenis

  1. (class-2,intransitive,strong,transitive) to shut; to close; to shut down
  2. (class-2,intransitive,strong,transitive) to lock
  3. (class-2,intransitive,strong,transitive) to conclude; to end; to close
  4. (class-2,strong,transitive) to come to (an agreement); to enter into (a relationship); to reach (a settlement)
  5. (class-2,intransitive,strong,transitive) to gather; to conclude; to come to realize

Frequentie

B1
Met koppelteken als
schlie‧ßen
Uitgesproken als (IPA)
[ˈʃliːsn̩]
Etymologie

From Middle High German slieȥen, from Old High German sliozan, from Proto-West Germanic *sleutan, from Proto-Germanic *slūtaną, *sleutaną (“to lock, shut”). Cognate with Old Saxon slūtan, Dutch sluiten, English slot.

Markeer dit

Verbeter je uitspraak

Duits

Begin met het leren van Duits met learnfeliz .

Oefen het spreken en onthouden van " schließen " en vele andere woorden en zinnen in Duits .

Ga naar onze Duits cursuspagina

Notes

Sign in to write sticky notes

Questions