mandar

Betekenis (Engels)

1. (transitive) to send
2. (transitive) to order
3. (intransitive) to lead, be in charge, command
4. (reflexive) to enjoin
5. to lead

Concepten

bevelen

verzenden

opsturen

sturen

zenden

verschepen

regeren

aanvragen

bestellen

gelasten

sommeren

verordenen

voorschrijven

Mandar

besturen

mennen

richten

gebieden

uitleveren

dirigeren

verordonneren

expediëren

Met koppelteken als

man‧dar

Uitgesproken als (IPA)

/manˈdaɾ/

Etymologie (Engels)

Inherited from Old Spanish mandar, from Latin mandāre, present active indicative of mandō (“order, commission”).