procrastinate

Betekenis (Engels)

1. (intransitive) To delay taking action; to wait until later.
2. (transitive) To put off; to delay (something).

Concepten

uitstellen

verdagen

aanhouden

verschuiven

talmen

afstaan

afwisselen

doorzenden

lui

ontslaan

ontzetten

⚡

reflecteren

royeren

schelen

spiegelen

🪞

terrein verliezen

terugdeinzen

teruggaan

terugkaatsen

teruglopen

terugwijzen

toegeven

uitdrijven

uiteenlopen

variëren

verdrijven

verjagen

verlopen

verschillen

vertragen

verwijzen

weerkaatsen

weerspiegelen

wegdrijven

wegjagen

werken

wijken

doorsturen

heruitzenden

refereren

retourneren

terugbezorgen

teruggooien

terugsturen

terugwerpen

voor zich uitschuiven

achteruitgaan

achteruitlopen

afdanken

afmonsteren

Synoniemen

delay

postpone

put off

dawdle

defer

dilly-dally

adjourn

linger

stall

dally

shelve

drag one’s heels

drag one’s feet

tarry

shillyshally

extend

loiter

neglect

dillydally

temporize

set back

shilly-shally

slow

prolong

prorogue

stay

hold over

suspend

lag

respite

retard

protract

recede

reflect

regress

relay

remove

repel

resend

accommodate

retrogress

sack

send back

shove

shuffle

slothful

slow down

spin

spin out

spread

Vertalingen

procrastinar

adiar

aplazar

procrastinare

procrastiner

aufschieben

diferir

verzögern

prokrastinieren

retardar

stunden

vertagen

fristen

Uitgesproken als (IPA)

/pɹəʊˈkɹæs.tɪ.neɪt/

Etymologie (Engels)

First attested in 1548; from Latin prōcrastinātus, perfect passive participle of prōcrastinō (“defer, put off till tomorrow”) (see -ate (verb-forming suffix)), from prō- (“in favor of”) + crāstinus (“of or belonging to tomorrow”) + -ō (verb-forming suffix), from crās (“tomorrow”).