leven

Bedeutung (Englisch)

Verb

to live

Noun

1. (neuter) life (act or duration of living)
2. (neuter) life, biography (particularly, but not necessarily a hagiography)

Konzepte

Leben

leben

Aufsehen

wohnen

Braus

lebend

lebendig

Lebensdauer

verbleiben

Hektik

Betrieb

Synonyme

lawaai

rumoer

herrie

ophef

rondhangen

verblijven

voortbestaan

wonen

levenswijze

zeden en gebruiken

vita

aanzijn

in leven

bestaan

hachje

levend

Übersetzungen

life

vida

vie

vida

viver

live

ζωή

vivre

vida

vita

vivir

vivere

viure

vita

Ausgesprochen als (IPA)

/ˈleːvə(n)/

Etymologie (Englisch)

Geerbt von Mittelniederländisch: leven

Geerbt von Old Dutch: *libben

In summary

From Middle Dutch leven, from Old Dutch *libben, *livon, from Proto-West Germanic *libbjan.

Sätze

Zij lopen voor hun hele leven schade op .

Sie erleiden ihr ganzes Leben lang Schaden.

Hij moest nu beslissen hoe hij verder wou met zijn leven .

Er musste jetzt entscheiden, wie er sein Leben fortsetzen wollte.

Het moet niet gemakkelijk zijn om te leven in de koninklijke familie .

Es sollte nicht einfach sein, in der königlichen Familie zu leben.

Hierdoor kunnen we het leven voor onszelf en voor de vluchtelingen makkelijker maken .

This allows us to make life easier for ourselves and for the refugees.

Zoals met alles in het leven is deze richtlijn natuurlijk niet perfect .

Wie bei allem im Leben ist diese Richtlinie natürlich nicht perfekt.

Het relativeren van de waarde van menselijk leven kan door niets worden gerechtvaardigd .

Das Wert des Wertes des menschlichen Lebens kann durch nichts gerechtfertigt werden.