licht

Meaning

Adj

1. light, of little weight
2. (metonymically) easy, mild

Noun

1. (neuter) light, illumination
2. (neuter) light source
3. (metonymically,neuter) inspiration (in z'n licht opsteken); a bright mind

Verb

1. (first-person,form-of,indicative,present,second-person,singular,third-person) inflection of lichten:
2. (form-of,imperative) inflection of lichten:

Pronounced as (IPA)

/lɪxt/

Etymology

From Middle Dutch licht, from Old Dutch *līht, from Proto-West Germanic *lį̄ht, from Proto-Germanic *linhtaz, ultimately from Proto-Indo-European *h₁lengʷʰ-.

Sentences

Wij willen elkaar in het licht ontmoeten .

We wish to meet each other in full view and not as shadowy figures.

We zien eindelijk het licht aan het einde van de tunnel .

We finally see the light at the end of the tunnel.

Vleermuizen kunnen vliegen zonder licht .

Bats can fly without light.

Papier is zeer licht ontvlambaar .

Paper is very flammable.

In dat licht is dit aanpassingsvoorstel volledig terecht .

That is why this proposal for amendment is appropriate.