bent

Meaning

second-person singular present indicative of zijn; are

Pronounced as (IPA)

/bɛnt/

Etymology

Innovative form replacing older zijt, which is still maintained in combination with the archaic/southern gij. The form bent was built by analogy with ben (“I am”) after jij had adopted the function of second-person singular. In this it may (but need not) have been influenced by Middle Dutch bes, the form used with the defunct singular pronoun du.

Sentences

Wie is er kwaad op wie als je kwaad bent op jezelf ?

Who's mad at who when you're mad at yourself?

Steek uw hand op als u het hiermee eens bent .

Raise your hand if you agree.

Je bent je jasje vergeten .

You forgot your jacket.

Maar u had de stemming al gesloten en bent verder gegaan .

But you declared the vote adopted and moved on.

Maak je wel eens tekeningen als je verveeld bent ?

Do you ever draw when you're bored?

U bent de onmisbare schakel tussen de mondiale , regionale en lokale dimensies .

You are the indispensable link between the global, regional and local dimensions.