oog
Betekenis
-
- (neuter) eye
- (neuter) pip (of dice)
- (neuter) eye of a needle
- (neuter) eye (of a peacock's tail)
- (neuter) eye (of a storm)
- (neuter) sight, vision, gaze
Frequentie
Uitgesproken als (IPA)
/oːx/
Etymologie
From Middle Dutch ôge, from Old Dutch ōga, ouga, from Proto-West Germanic *augā (“eye”), Proto-Germanic *augô, ultimately from Proto-Indo-European *h₃ekʷ- (“eye; to see”).
Nieuw
ogen
-
- (copulative) to look, to appear
- (intransitive,obsolete) to look intensely
- (obsolete,transitive) to see, to view, to eye
Verbeter je uitspraak
Begin met het leren van Nederlands met learnfeliz .
Oefen het spreken en onthouden van " oog " en vele andere woorden en zinnen in Nederlands .
Ga naar onze Nederlands cursuspagina