gat

Betekenis (Engels)

1. (neuter) gap, hole
2. (neuter) godforsaken place, hamlet
3. (archaic, neuter) port

Synoniemen

opening

hol

🕳️

achterwerk

kont

achterste

mond

bips

zitvlak

holte

reet

kuil

achtersteven

put

batterij

🔋

toges

derrière

krent

fundament

kontgat

staartstuk

oog

👁️

holletje

poep

gaatje

afgrond

anus

bek

bres

doorgang

dorp

hiaat

interruptie

kloof

muil

onderbreking

pauze

spleet

staart

uitholling

Achterste

caviteit

leemte

🕳️

bilspleet

Uitgesproken als (IPA)

/ɣɑt/

Etymologie (Engels)

From Middle Dutch gat, from Old Dutch *gat, from Proto-West Germanic *gat, from Proto-Germanic *gatą. Doublet of gate.

Zinnen

Ik heb een waterleiding geraakt bij het boren van dat gat .

I hit a water pipe while drilling that hole.

Er stak een nagel uit aan de stoel en nu zat er een groot gapend gat in mijn broek .

There was a nail sticking out of the chair, and now there was a big gaping hole in my pants.