lust

Betekenis (Engels)

Noun

1. (masculine) lust, desire (especially sexual, but also more generally)
2. (masculine) object of desire
3. (masculine) pleasure, joy
4. (masculine,plural-normally) benefit, advantage
5. (masculine) a taste for, strong tendency to

Verb

1. (first-person,form-of,indicative,present,second-person,singular,third-person) inflection of lusten:
2. (form-of,imperative) inflection of lusten:

Synoniemen

zin

verlangen

begeerte

wens

zucht

wellust

moed

hartstocht

trek

fut

verslaving

verwoedheid

energie

geilheid

passie

levenslust

roes

zegewens

aanvechting

heilwens

dorst

neiging

plezier

aspiratie

sollicitatie

inhalerigheid

drang

eetlust

libido

smaak

welbehagen

zintuig

hebzucht

hang

vurig verlangen

Uitgesproken als (IPA)

/lʏst/

Etymologie (Engels)

From Middle Dutch lust, from Old Dutch *lust, from Proto-West Germanic *lustu, from Proto-Germanic *lustuz.