hoor

Betekenis (Engels)

Intj

1. modal particle indicating reassurance or confidence from the speaker: certainly, surely, at all, but often weak and untranslatable
2. modal particle indicating disagreement or a certain nuance with an earlier statement: regardless, despite that, anyway, you know

Noun

only used in hoor en wederhoor

Verb

1. (first-person, form-of, indicative, present, singular) inflection of horen:
2. (form-of, indicative, present, second-person, singular) inflection of horen:
3. (form-of, imperative) inflection of horen:

horen

• Verb
• Noun

Lees verder

Synoniemen

immers

toch

waarlijk

wel

wel degelijk

voorzeker

en of

Vertalingen

بدون شك

بدون نقاش

certament

de segur

efectivament

segurament

per descomptat

allerdings

doch

ganz bestimmt

ja

natürlich

schon

sicherlich

بالتأكيد

Uitgesproken als (IPA)

/ɦoːr/

Etymologie (Engels)

From hoor je (“do you hear?”).