kist

Betekenis (Engels)

Noun

1. (feminine, masculine) a box, chest
2. (feminine, masculine) a coffin
3. (feminine, informal, masculine) an aeroplane
4. (feminine, informal, masculine) a boot or large shoe, especially an army boot

Verb

1. (first-person, form-of, indicative, present, second-person, singular, third-person) inflection of kisten:
2. (form-of, imperative) inflection of kisten:

Synoniemen

bak

schrijn

doodkist

doos

📦

krat

foedraal

kruik

urn

pot

🫙

koker

korf

🧺

vat

zak

emmer

🪣

etui

fles

overzetboot

lijkkist

pont

⛴️

pontveer

schouw

toestel

veerboot

veerpont

vliegmachine

vliegtuig

✈️

doodskist

⚰️

tobbe

kuip

bankkluis

koffer

geldkist

fonds

kluis

safe

brandkast

kas

teil

Uitgesproken als (IPA)

/kɪst/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Old Dutch: *kista

In summary

From Middle Dutch kiste, from Old Dutch *kista, from Proto-West Germanic *kistu, from Latin cista, from Ancient Greek κίστη (kístē), from Proto-Indo-European *kisteh₂.

Zinnen

De deksel van de kist had een sterk slot , maar we konden de scharnieren snel forceren .

The lid of the chest had a strong lock, but we were able to force the hinges quickly.